Wandelkoers.nl

hoofdpagina | even voorstellen | wandelen | wandelroutes | reisorganisator | groepswandelreizen | terugblik | ervaringen deelnemers | wetenswaardig | reisgidsen en boekhandels | facebook | contact | mijn foto's | links

Eigen onderzoeken van Dagvlinders

Eigen onderzoeken van dagvlinders in de gemeente Lochem


Inventarisatie dagvlinders in de gemeente Lochem



Verantwoording


In de jaren 2010 en 2011 heb ik mij toegelegd op het inventariseren van de vlinderstand in de burgerlijke gemeente Lochem. Naast de stad Lochem behoren ook de dorpen Almen, Barchem, Eefde, Epse, Gorssel, Harfsen en Laren tot deze gemeente. De gemeente Lochem is 215 vierkante kilometer groot.

In deze twee jaar heb ik bijna 5.000 waarnemingen gedaan en daarbij 26 soorten dagvlinders waargenomen. In 2012 en 2013 heb ik deze inventarisatie met nog 2.500 waarnemingen aangevuld en is het aantal waargenomen soorten op 29 gebracht. Daarmee denk ik een redelijk goed beeld te hebben van de actuele vlinderstand in deze gemeente.

Om tot een beter inzicht in de geïnventariseerde gegevens te komen wordt het gebied van de gemeente Lochem ingedeeld in kilometervierkanten, overeenkomstig het stelsel van de nederlandse Rijksdriehoeksmeting. Omdat de gemeentegrens niet identiek met deze vierkanten verloopt heb ik soms een gedeelte aan de aanliggende gemeente meegenomen in het onderzoek. Op deze wijze heb ik 250 kilometervierkanten voor deze inventarisatie gedefiniëerd.

In 228 van deze vierkanten heb ik vlinders waargenomen, wat neer komt op een volledigheidspercentage van ruim 91%. Van 22 kilometervierkanten zijn dus geen waarnemingen. Deze kilometer vierkanten zijn echter wel over het gehele gebied verspreid, waardoor er toch sprake is van een evenwichtige inventarisatie.

Voor de vervaardiging van de verspreidingskaartjes van de waargenomen vlindersoorten heb ik de gegevens geaggregeerd naar vierkanten van 4 vierkante kilometer. Zo ontstaan er voor het gebied van de gemeente Lochem 66 vierkanten, waar binnen steeds waarnemingen zijn verzameld.

Om een indruk te krijgen van de kwaliteit van de inventarisatie heb ik op dit niveau (4vierkantekilometer) een volledigheidstoets toegepast naar voorbeeld van de toets beschreven in "Vlinders in het Nederlandse Landschap, 1987-1992". Deze toets is erop gebaseerd, dat een blok goed is geïventariseerd als er zowel voldoende "plaatsgebonden" als voldoende "niet plaatsgebonden" vlindersoorten zijn waargenomen.


In mijn inventarisatie heb ik ter referentie de volgende zes soorten als "niet plaatsgebonden" aangemerkt: Klein Geaderd Witje, Kleine Vos, Citroenvlinder, Klein Koolwitje, Dagpauwoog en Atalanta. Ter referentie van de "plaatsgebonden" soorten heb ik gekozen de volgende zes soorten: Oranjetipje, Bont Zandoogje, Groot Dikkopje, Bruin Zandoogje, Koevinkje en het Landkaartje.


Op basis van bovenvermelde criteriummatrix zijn slechts 2 blokken (= 3 %) matig onderzocht, 2 blokken (= 3 %) krijgen de kwalificatie redelijk onderzocht, terwijl de overige 62 blokken (94 %) goed zijn onderzocht.

Resultaten

Op het kaartje is aangegeven hoeveel verschillende soorten dagvlinders ik in de diverse 4 vierkante kilometer vlakken in de gemeente Lochem heb waargenomen. Het maximale aantal is in theorie 29 soorten, maar dat wordt nergens gehaald. Het Stelkampsveld en Hagenbeek in Barchem zijn het meest soortenrijk, maar ook langs het Twentekanaal en in de buurt van het Kienveen zijn veel soorten dagvlinders aan te treffen.

Het gemiddelde aantal soorten dagvlinders per viervierkante kilometer komt uit op 15,6.


Het Klein Geaderd Witje is een zeer algemene standvlinder, die in geheel Nederland voorkomt. In de gemeente Lochem heb ik deze vlinder het meest waargenomen.

In het verspreidingskaartje is te zien dat er in bijna alle hokken waarnemingen van deze soort zijn gedaan. De vlinder is hier dan ook zeer algemeen. In een tweetal hokken ontbreken waarnemingen, mogelijk als gevolg van een minder uitvoerige inventarisatie ter plaatse.


Het Kleine Vos is een zeer algemene standvlinder, die in geheel Nederland voorkomt en ook veel in tuinen gezien wordt. De vlinder overwintert op een koele en donkere plaats. Soms laten de eerste vlinders zich op een zonnige dag in februari al weer zien.

In het verspreidingskaartje is te zien dat er in bijna alle hokken waarnemingen van deze soort zijn gedaan. De vlinder is in Lochem dan ook zeer algemeen en komt in bijna alle tuinen voor.


In het verspreidingskaartje is te zien dat het Klein Koolwitje in bijna alle hokken voorkomt. Het is dan ook en zeer algemene standvlinder. Dat in een aantal hokken waarnemingen ontbreken is waarschijnlijk het gevolg van een minder uitvoerige inventarisatie.


De Citroenvlinder is een algemene standvlinder, die in geheel Nederland voorkomt. De vlinder overwintert als imago. Vroeg in het voorjaar kun je op zonnige dagen de citroengele vlinder al zien fladderen. Het bleekgele of soms bijna witte vrouwtje verschijnt wat later. De vlinder rust altijd met opgeklapte vleugels. De wetenschappelijke naam van deze vlinder is Gonepteryx (rhamni), vanwege de opvallende vleugelpunten aan voor- en achtervleugel.

In het verspreidingskaartje is te zien dat er in bijna alle hokken waarnemingen van deze soort zijn gedaan. De vlinder is vooral te vinden op zonnige plaatsen in het bos en langs bosranden, struwelen en houtwallen. Deze vlinder is minder of niet waargenomen in de uiterwaarden langs de IJssel.


Bont Zandoogje



Oranjetipje



Kleine Vuurvlinder



Koevinkje



Dagpauwoog



Bruin Zandoogje



Landkaartje



Atalanta



Groot Dikkopje



Icarusblauwtje



Gehakkelde Aurelia



Boomblauwtje



Zwartsprietdikkopje



Hooibeestje



Groot Koolwitje



Bruin Blauwtje



Distelvlinder



Kleine IJsvogelvlinder



Eikenpage



Groentje



Gele Luzernevlinder



Heideblauwtje



Koninginnenpage



Oranje Luzernevlinder



Grote Weerschijnvlinder



Samenvattende tabel

In onderstaande lijst staan de vlindersoorten, die ik in de jaren 2010 tot en met 2013 in de gemeente Lochem heb waargenomen. In de tweede kolom heb ik de zeldzaamheidsklasse van de vlindersoort binnen de gemeente Lochem aangegeven. In de derde kolom staat het aantal kilometervierkanten, waarin ik de soort heb gezien en in de vierde kolom het percentage van het gebied van de gemeente Lochem, waarin ik ze heb waargenomen. In de vijfde kolom het aantal waarnemingen in vier vierkantekilometerblokken en in de zesde kolom welk percentage dit uitmaakt van de gehele gemeente.

Naam vlindersoort Zeldzaamheidsklasse Aantal Percentage Aantal Perc.
Klein Geaderd Witje zeer algemeen 180 72,0 % 65 98,5 %
Kleine Vos zeer algemeen 149 59,6 % 63 95,5 %
Klein Koolwitje zeer algemeen 135 54,0 % 61 92,4 %
Bont Zandoogje zeer algemeen 129 51,6 % 63 95,5 %
Citroenvlinder zeer algemeen 136 54,4 % 59 89,4 %
Oranjetipje algemeen 113 45,2 % 56 84,8 %
Kleine Vuurvlinder algemeen 108 43,2 % 54 81,8 %
Koevinkje algemeen 102 40,8 % 52 78,8 %
Dagpauwoog algemeen 93 37,2 % 52 78,8 %
Bruin Zandoogje algemeen 87 34,8 % 53 80,3 %
Atalanta algemeen 86 34,4 % 49 74,3 %
Landkaartje algemeen 83 30,4 % 49 74,3 %
Groot Dikkopje algemeen 81 32,4 % 52 78,8 %
Gehakkelde Aurelia algemeen 66 26,4 % 48 72,8 %
Icarusblauwtje vrij algemeen 66 26,4 % 38 57,6%
Boomblauwtje vrij algemeen 62 24,8 % 38 57,6 %
Zwartsprietdikkopje vrij algemeen 52 20,8 % 35 53,0 %
Hooibeestje vrij algemeen 53 21,2 % 27 40,9 %
Groot Koolwitje vrij algemeen 38 15,2 % 33 50,0 %
Bruin Blauwtje vrij algemeen 36 14,4 % 25 37,9 %
Distelvlinder zeldzaam 15 6,0 % 15 22,7 %
Kleine IJsvogelvlinder zeldzaam 19 7,6 % 14 21,2 %
Eikenpage zeldzaam 11 4,4 % 10 15,2 %
Groentje zeer zeldzaam 5 2,0 % 4 6,1 %
Gele Luzernevlinder zeer zeldzaam 3 1,2 % 3 4,5 %
Heideblauwtje zeer zeldzaam 3 1,2 % 2 3,0 %
Koninginnenpage zeer zeldzaam 2 0,8 % 2 3,0 %
Oranje Luzernevlinder zeer zeldzaam 1 0,4 % 1 1,5 %
Grote Weerschijnvlinder zeer zeldzaam 1 0,4 % 1 1,5 %

Verspreiding Hooibeestje in de noordelijke Achterhoek

Het Hooibeestje is een zeer algemene standvlinder, die in geheel Nederland voorkomt. Ook binnen Europa kan hij, met uitzondering van Noord-Scandinavië, overal worden gezien. Hij kan vooral worden aangetroffen in schrale gevarieerde graslanden. Dit kunnen ook wegbermen, overhoekjes, bosweiden, heischrale graslanden, onderhoudspaden en (spoor)dijken zijn.

Het Hooibeestje behoort tot de familie van de aurelia's. Er zijn nog drie verwante soorten, waarvan alleen het Veenhooibeestje nog op enkele plaatsen in Drenthe voorkomt. De nederlandse naam Hooibeestje zou duiden op het feit dat het verschijnen van de eerste vlinders in mei samenvalt met de eerste keer maaien van het gras met het oogmerk om dit te hooien.

De vlinder is gemakkelijk te herkennen en kan in Nederland, bij afwezigheid van andere soorten, het Hooibeestje nauwelijk verward worden met andere vlindersoorten. De bovenkant van de vlinder is oranje met twee kleine oogjes.

Het exemplaar op de foto is gevangen in een spinnenweb. Levende exemplaren krijg je nooit op deze wijze te zien, omdat ze altijd met opgeklapte vleugels rusten.

De mannetjes van het Hooibeestje bezetten meestal een territorium, dat zij tegen concurrenten verdedigen. Maagdelijke vrouwtjes zoeken deze territoria gericht op om te paren. Bevruchte vrouwtjes mijden deze juist. De vrouwtjes paren zelden meer dan een keer. Zij zetten hun eitjes afzonderlijk af op diverse grassoorten.

Bij verstoring vliegt de vlinder steeds dicht bij de grond en alleen over korte afstanden. De vlucht is vrij grillig en fladderend. Het loont de moeite om bij verstoring de vlinder met de ogen te volgen naar de plek waar hij weer gaat zitten. Met een voorzichtige benadering blijft hij dan vaak zitten, waardoor je hem beter kunt bekijken.

Het Hooibeestje kwam vroeger algemeen en in grote aantallen voor in gras- en hooilanden. Uit gesprekken met plaatselijke boeren is mij gebleken, dat dit ook in de noordelijke Achterhoek het geval was. Omstreeks 1991 is deze vlindersoort sterk geminimaliseerd tot slechts enkele procenten van de oorspronkelijk omvang. Sindsdien is er weliswaar sprake van herstel, maar is dit herstel voor de noordelijke Achterhoek nog erg aarzelend.

Uit het overzicht van F.Bos e.a. (De dagvlinders van Nederland) blijkt dat de soort tot 2003 in grote delen van de noordelijke Achterhoek afwezig is.

In de naastgelegen figuur heb ik de waarnemingen van het Hooibeestje aangegeven, zoals deze op 1 juni 2010 via de website waarneming.nl waren geregistreerd. (Mogelijk waren er meer waarnemingen via Telmee van de Vlinderstichting bekend, maar daarin heb ik geen inzicht.) De figuur betreft ruwweg het gebied van de vroegere gemeente Lochem met aangrenzende delen van de gemeenten Berkelland en Hof van Twente. De getallen aan de zijkant zijn de coördinaten van het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting.

De figuur toont 7 km-vierkanten, waarbinnen het Hooibeestje is waargenomen. Er is weinig samenhang in deze 7 waarnemingen te ontdekken. Mogelijk betreft het waarnemingen van zwervende exemplaren, maar het is ook mogelijk dat het kleine geïsoleerde populaties betreft. Het zou echter ook kunnen dat het aantal waarnemers beperkt is en dat er sprake is van een aaneengesloten groter verspreidingsgebied.

Ik vond dit een dermate interessante vraag, dat ik besloot om nader onderzoek te verrichten. In de navolgende twee jaren heb ik regelmatig het gebied bezocht op zoek naar het voorkomen van het Hooibeestje. In 52 km-vierkanten heb ik vervolgens deze vlindersoort aangetroffen. Het aantal km-vierkanten waarin andere waarnemers het Hooibeestje hebben waargenomen is in die periode toegenomen van 7 naar 18 km-vierkanten.

In de naastgelegen figuur zijn de km-vierkanten waar ikzelf het Hooibeestje heb aangetroffen in rood. Roodbruin zijn de vierkanten waarbinnen zowel anderen als ikzelf de soort hebben aangetroffen. Lichtbruin geeft aan waar anderen het Hooibeestje hebben waargenomen.

In deze figuur is zichtbaar dat het feitelijk om een grote populatie gaat (of om meerdere populaties, waartussen uitwisseling kan plaatsvinden). Het valt daarbij op dat de populatie zich vooral langs de kaden en onderhoudspaden van Schipbeek, Twentekanaal, Bolksbeek, Berkel en Slinge bevindt. Behalve als vliegplaats zijn deze kaden ook van belang om als trekroute om nieuwe territoria te bezetten. Echter ook op Hagenbeek en het Stelkampsveld zijn populaties aangetroffen. Tevens heb ik enkele exemplaren op het landgoed Ampsen waargenomen.

Wat betreft het toekomstperspectief van het Hooibeestje ben ik gematigd optimistisch. Dit optimisme is gebaseerd op een tweetal feiten, namelijk:

1. Bij de waarnemingen van het Hooibeestje in 2012 valt mij op dat ik meer exemplaren per strekkende kilometer heb geregistreerd. Het lijkt er dus sterk op dat de soort in een grotere dichtheid aanwezig is.

2. Voor het eerst heb ik het Hooibeestje aan het Twentekanaal westelijk van Lochem aangetroffen. Vanuit deze locatie kan het territorium gemakkelijk in meer westelijke richting worden vergroot. Tot op heden komt het Hooibeestje verder niet voor langs het Twentekanaal tussen de sluis bij Eefde en Lochem (wel aan weerszijden van het kanaal ten westen van de sluis).

De kansen van het Hooibeestje zouden kunnen worden vergroot door een passend beheer van de onderhoudspaden door te voeren. Passend betekent in dit verband gefaseerd maaien en het afvoeren van het maaisel.

In augustus 2012, toen de tweede generatie van het Hooibeestje volop vloog, heb ik mijn onderzoek voortgezet met zeer bemoedigende resultaten.

In de figuur rechts zijn 12 km-vierkanten paars ingekleurd, zijnde de km-vierkanten waar ik deze vlinder in augustus voor het eerst heb gezien.

Dit is een behoorlijke uitbreiding van het tot dusver bekende territorium. Langs het Twentekanaal is het vlieggebied westelijk uitgebreid. Dat geldt ook voor het gebied Hagenbeek. In Verwolde heb ik op drie nieuwe locaties het Hooibeestje aangetroffen, terwijl ik op een terrein in Ampsen niet slechts een maar een zestal (duidend op een populatie) exemplaren heb kunnen registreren.

Kleine IJsvogelvlinder op meer locaties in Lochem waargenomen

Gedurende de vliegperiode van de Kleine IJsvogelvlinder in 2012 heb ik mij speciaal toegelegd op het waarnemen van deze dagvlindersoort in de gemeente Lochem (en enkele direct daaraaan grenzende gebieden). Het ontbreken van een waarneming kan erop wijzen dat de soort ter plaatse niet voorkomt, maar het is even goed mogelijk dat er tijdens de vliegperiode geen waarnemers aanwezig waren.

Het voorkomen van dagvlinders is een belangrijke indicator voor de kwaliteit van de natuur. De Kleine IJsvogelvlinder is in Nederland een zeldzame vlindersoort, die alleen nog plaatselijk voorkomt in de Achterhoek, Twente, Oost-Veluwe, Midden-Limburg en Noord-Brabant. De soort staat op de Rode Lijst van de Dagvlinders uit 2006 met de indicatie bedreigd. Door deze vermelding is er meer aandacht voor deze dagvlindersoort en kunnen terreinbeheerders rekening houden met de voorwaarden, waaronder de soort een levensvatbare populatie in Nederland kan behouden.

Uit de rechtsboven gelegen figuur van het verspreidingsgebied in Nederland zou kunnen worden opgemaakt dat het grotere aaneen gesloten gebieden betreft. Dit is echter niet het geval, omdat de vlindersoort dermate specifieke eisen aan zijn leefomgeving stelt, dat dit in Nederland niet mogelijk is.

In de hiernaast weergegeven figuur, waarin mijn waarnemingen met een bruin vierkant zijn aangegeven is gemakkelijk te constateren dat het om van elkaar geisoleerde vliegplaatsen gaat. Deze locaties liggen 2 tot 6 kilometer van elkaar verwijderd. Gelukkig is de Kleine IJsvogelvlinder een goede vlieger, zodat hij goed in staat is om naar andere geschikte vliegplaatsen te migreren.

Op acht verschillende vlieglocaties heb ik de Kleine IJsvogelvlinder in 2012 in de gemeente Lochem, alsmede in drie aangrenzende gebieden, waar kunnen nemen (in 2010 waren dit er maar drie). Van sommige van deze locaties was slechts een enkele melding bekend (Gorsselse Hei, Het Nijenhuis bij Almen, Landgoed Ampsen en het Kranengoor). Van de locatie in Groot Dochteren heb ik geen enkele eerdere melding kunnen vinden; daarom ga ik er (vooralsnog) vanuit dat het een nieuwe vlieglocatie betreft.

In de aangrenzende gebieden heb ik deze vlinder waargenomen in de Onderlaatse Laak (gemeente Zutphen), op het Landgoed Wilmerink en in het park van De Wildenborch (beide gemeente Bronckhorst). In totaal heb ik 36 (geschoond voor mogelijke dubbeltellingen) exemplaren in 2012 waargenomen.

De Kleine IJsvogelvlinder vliegt in een generatie van juni tot begin augustus. Om aan hun nectarbehoefte te voldoen foerageren de vlinders vooral op Wilde Braam (maar er zijn ook andere nectarplanten). De Wilde Kamperfoelie is de enige geschikte waardplant voor deze soort. Omdat de Kamperfoelie goed gedijt in vochtige bossen heeft de vlinder een voorkeur voor natte loofbossen, waarin voldoende zonlicht tot op de grond kan doordringen. De eitjes worden juist gelegd op bladeren van niet bloeiende planten, die in de halfschaduw staan.

De vlinder is relatief gemakkelijk te herkennen. In de vlucht overheersen bij de mannetjes de zwarte kleur en de witte band (bij de vrouwtjes donkerbruin en wit). De vlinder wordt lang niet altijd opgemerkt omdat hij ook regelmatig hoog in het geboomte zit te zonnen. Soms voldoet de vlinder aan zijn nectarbehoefte en zit dan op braamstruweel. Ook strijkt de vlinder neer op zonbeschenen zandwegen om te drinken en om zich op te warmen.

Minder ervaren waarnemers zouden de Kleine IJsvogelvlinder kunnen verwarren met de zomervorm van het Landkaartje (zie foto rechts), dat vanaf midden juli weer vliegt.

Er zijn echter een aantal duidelijke verschillen.

Het Landkaartje is beduidend kleiner, de witte vlekken op de bovenkant van de vleugels zijn bij het Landkaartje korter (band minder breed) dan bij de Kleine IJsvogelvlinder. Het landkaartje heeft oranje vlekjes in een rand op de bovenkant van de vleugels en vertoont op de onderzijde het typische landkaart-patroon, wat bij de Kleine IJsvogelvlinder afwezig is.

In december 2007 is het Actieplan Kleine IJsvogelvlinder Gelderland van de Vlinderstichting (auteur Tim Termaat) uitgebracht. Op de bij het actieplan behorende verspreidingskaart is af te lezen dat er in de periode 2000-2007 op het grondgebied van de gemeente Lochem deze dagvlindersoort alleen op het Landgoed Dorth, op de Velhorst (Kienveen). Uit de periode 1990-1999 zijn beduidend meer waarnemingen van de Kleine IJsvogelvlinder bekend.

Het actieplan doet voorstellen tot een aangepast beheer voor bossen, die in potentie geschikt zouden kunnen zijn voor de Kleine IJsvogelvlinder. In de afgelopen jaren zijn in een aantal gebieden passende beheersmaatregelen getroffen, die mogelijk hun vruchten beginnen af te werpen.

In 2010 werd de Kleine IJsvogelvlinder in mijn onderzoeksgebied op 7 verschillende terreinen gesignaleerd. In 2011 was dat op 11 terreinen, terwijl in 2012 het voorkomen van deze vlindersoort op 14 terreinen is aangetoond.

Helaas wordt de positieve trend, die ik in de gemeente Lochem meen te kunnen onderkennen, niet ondersteund door de landelijke gegevens. Het aantal waarnemingen van deze dagvlinder die via waarneming.nl werd geregistreerd is in 2012 ten opzichte van de twee eerdere jaren licht gedaald.

Met betrekking tot het aantal waargenomen exemplaren van de Kleine IJsvogelvlinder is het beeld ronduit zorgwekkend. In 2012 werden minder dan de helft van het aantal exemplaren van 2011 geteld.

In de figuur hiernaast is het aantal via waarneming.nl geregistreerde exemplaren in de jaren 2009 t/m 2012 weergegeven. Het aantal in 2009 heeft het indexcijfer 100 gekregen. Het landelijke beeld (donkergroen) laat in 2010 nog een toename zien, maar in 2011 en 2012 een achteruitgang. De gebieden in Noord-Brabant en Limburg (lichtblauw) volgen redelijk de landelijk trend. In Overijssel is er in de jaren 2010 en 2011 een duidelijke toename, maar valt het aantal in 2012 sterk terug. Voor Gelderland geldt in 2010 en 2011 een zekere stabilisatie, maar is er in 2012 helaas toch ook sprake van een aanmerkelijke terugval.

In de jaren 2013 en 2014 was ikzelf minder aktief met tellen van dagvlinders in de vliegperiode van de Kleine IJsvogelvlinder.

2014 was een goed jaar voor deze vlindersoort. Op meerdere locaties werd in september ook een tweede generatie van de Kleine IJsvogelvlinder waargenomen.

Verheugend is het om te merken dat de bekende vlieglocaties zich lijken uit te breiden. Voorbeelden zijn het noordelijke deel van het Groote Veld, dat in de buurt ligt van Het Kienveen; het oostelijke gedeelte van de Gorsselse Hei en meerdere verspreide vlieglocaties op Landgoed Verwolde.

In waarneming.nl zijn in 2014 geen meldingen van Landgoed Ampsen te vinden. Ik is mij echter bekend, dat de populatie zich ook hier verder heeft verspreid en dat de vlinder in 2014 op sommige plekken talrijk aanwezig was.

Natuurkansen in de gemeente Lochem

Het bestuur van de gemeente Lochem heeft een lijvig rapport "Natuurkansen" laten opstellen. Wat er in dit rapport over de dagvlinders staat geschreven vind ik kwalitatief onder de maat. De conclusies zijn getrokken op basis van gebrekkige en onevenwichtige inventarisatiegegevens. Op basis van mijn eigen inventarisatiegegevens denk ik wel een goed en evenwichtig beeld te kunnen geven met betrekking tot de vlinderstand in de gemeente Lochem.

In het rapport zijn twee overzicht opgenomen met betrekking tot het voorkomen en de verspreiding van twee groepen dagvlinders; een overzicht van de dagvlinders van graslanden en heiden en een overzicht van de dagvlinders van de bossen en struwelen. Op grond van dezelfde systematiek heb ik twee vergelijkbare overzichten gemaakt van mijn waarnemingen in de gemeente Lochem over de jaren 2010, 2011 en 2012.

Voor het overzicht van de dagvlinders van de gras- en hooilanden (heidevlinders komen in de gemeente Lochem niet in graslandgebieden voor maar zijn juist ook gerelateerd aan bosrijke gebieden) heb ik de waarnemingen van een aantal specifieke soorten dagvlinders van de gras- en hooilanden geselecteerd. Mijn selectie bestaat uit de volgende zes dagvlindersoorten; Icarusblauwtje, Bruin Blauwtje, Hooibeestje, Zwartspriet Dikkopje, Koninginnenpage en de Gele Luzernevlinder.

Het Groot Dikkopje heb ik buiten beschouwing gelaten, omdat deze minder specifiek gebonden is aan graslanden en ook in de nabijheid van struwelen voorkomt. De Kleine Vuurvlinder is weliswaar gebonden aan gras- en hooilanden, maar stelt hieraan geen hoge eisen. Deze vlinder wordt in de gemeente Lochem ook veel in bermen en overhoekjes aangetroffen en is derhalve te weinig specifiek.

In de 8 roodbruine vierkanten van het overzicht van de gemeente Lochem heb ik 4 of 5 specifieke grasland vlindersoorten aangetroffen. In 25 donkerbruine vierkanten 3 soorten en in 24 lichtbruine vierkanten 2 verschillende grasland vlindersoorten. In de 48 groene vierkanten 1 soort, terwijl in de lichtgele vierkanten wel dagvlinders zijn waargenomen, maar niet die specifieke soorten van de gras- en hooilanden.

Als je goed naar het overzicht kijkt, zie je een herkenbare structuur. Duidelijk is als een donkere band van west naar oost de loop van het Twentekanaal te herkennen. De loop van de Berkel van Lochem richting Borculo is eveneens herkenbaar. Dit is ook het geval voor de Berkel tussen Almen en Warnsveld en de Schipbeek op de noordgrens van de gemeente. In het zuidoosten van de gemeente Lochem bevinden zich twee natuurgebieden, het Stelkampsveld (Beekvliet) en Hagenbeek, waar relatief veel dagvlinders van de gras- en hooilanden zijn aangetroffen.

Voor het overzicht van de dagvlinders van de bossen en struwelen (waaraan ik tevens de heidevlindersoorten heb toegevoegd) heb de de waarnemingen van de volgende zeven soorten geselecteerd; Gehakkelde Aurelia, Landkaartje, Boomblauwtje, Eikenpage, Kleine IJsvogelvlinder, Heideblauwtje en Groentje. Het Oranjetipje heb ik buiten beschouwing gelaten, omdat deze ook veelvuldig aan de randen van gras- en hooilanden kan worden waargenomen en derhalve ook als graslandsoort kan worden aangemerkt.

In de 9 donkerste groene vierkanten van het overzicht heb ik 4 of 5 specifieke vlindersoorten van bossen en heide aangetroffen. In de 29 groene vierkanten 3 soorten en in 23 vierkanten 2 verschillende soorten. In 46 vierkanten telkens 1 soort. In de lichtgroene vierkanten zijn wel vlinders waargenomen, maar geen enkele van de specifieke bos- en heidesoorten.

Drie natuurgebieden komen sterk naar voren, namelijk de Gorsselse Heide (Kleine IJsvogelvlinder, Groentje en Heideblauwtje), het Kienveen met de aansluiting naar het Groote Veld (Groentje, Heideblauwtje, Kleine IJsvogelvlinder en Eikenpage) en het Stelkampsveld (Groentje, Eikenpage, Kleine IJsvogelvlinder).

Biologische aspekten van dagvlinders


Leefwijze en bouw van een dagvlinder

De vlinders behoren tot de groep van de insecten van het dierenrijk en wel tot de onderklasse van de gevleugelden. Binnen deze onderklasse behoren zij weer tot de orde van schubvleugeligen (Lepidoptera; "vleugels met schubben").
Vlinders hebben vrijwel alle dezelfde lichaamsbouw maar kennen een grote variatie in de vorm en grootte van de vleugels. Bijna alle soorten beschikken over een roltong om zo de nectar in de bloemen te kunnen bereiken.

Op de foto hiernaast een Atalanta, die zich met zijn roltong te goed doet aan het vruchtsap van de Rozenbottel.

In de regel beschikken vlinders over vier vleugels, die in de basis vliezig en doorzichtig zijn. Het vleugeloppervlak is bij de meeste vlinders bedekt met dakpansgewijs over elkaar liggende schubben. Deze schubben geven de vlinder zijn typische vleugelpatronen en -kleuren. Sommige vlinders hebben ook ongeschubde en daardoor doorzichtige vlakken tussen de aderen. Dit is hiernaast te zien aan de vleugelpunten van de Zwarte Apollovlinder.

De schubben op de vlindervleugel zijn erg kwetsbaar. Als je de vleugel van een vlinder aanraakt, blijft er een poederachtige substantie achter op je vinger. Dit zijn de schubben die als gevolg van de lichte beschadiging zijn losgelaten van de vleugel. Ook als de vlinder vliegt verdwijnen er steeds meer schubben en soms ook delen van de vleugels. Dit is goed te zien bij de Atalanta, die er nogal gehavend uitziet na de lange vliegreis vanuit Zuid-Spanje naar Nederland.

Determinatie (op naam brengen) van dagvlinders




Inleiding


Voor de determinatie van dagvlindersoorten kan plaatsvinden op basis van een aantal kenmerken.
Sommige liggen erg voor de hand zoals:

Andere, minder voor de hand liggende, kenmerken, die van belang zijn bij de determinatie zijn bijvoorbeeld: